dinsdag 11 december 2012

Zo'n dag




Je hebt van die dagen dat de wet van Murphy je op je hielen zit. Gisteren was zo’n dag. Eigenlijk begon het allemaal heel gewoon en onschuldig. De wet van Murphy gaat, zo blijkt, ook niet precies om middernacht in of zoiets. Bij mij gebeurde het rond half vijf ’s middags. Ik had mijn kind uit school opgehaald en samen waren we naar een groot tuincentrum in de buurt, dat elk jaar bekend staat om zijn uitzinnige kerstafdeling,  gereden. Ik was niet van plan iets te kopen. We hebben genoeg kerstspullen. Nou ja, misschien een paar rode ballen om de kerstkrans aan de voordeur op te leuken. En een paar zilveren erbij, om het wat feestelijker te maken. Weet je wat, nog wat lint erbij. O kijk, ze hebben kant op rol en ik wilde ooit die kussentjes die ik thuis heb nog eens opleuken. Nu ik toch bezig ben kan ik net zo goed ook spullen kopen om die andere krans, die binnen hangt, weer eens opnieuw te bekleden. En eigenlijk ben ik al heel lang op zoek naar een vijfarmige kandelaar, als ze die hier niet hebben weet ik het ook niet meer. 

Enfin, de eerste tekenen van Murphy’s law begonnen zich bij de kassa te roeren. Reeds een tikje kriegelig door de overdaad aan lichtjes, botsende winkelkarren, jengelende kinderen en door elkaar heen klinkende kerstmuziek in combinatie met een lunch die inmiddels ver achter me lag had ik, zoals gebruikelijk, weer eens de verkeerde rij uitgekozen en kwam ik achter een oude mevrouw te staan die een uniek exemplaar zonder prijskaartje had gekocht. 

Er was dus geen mogelijkheid een soortgelijk artikel waar wél een barcode op zat uit het schap te halen en in plaats daarvan te scannen. Mensen achter mij in de rij kozen eieren voor hun geld en sloten aan bij andere rijen, waarna ik hen het pand zag verlaten toen mijn spullen nog op de band lagen.   
Toen ontdekte mijn dochter dat een klein met kralen bezet doosje dat ze had uitgezocht, een paar kralen miste. De caissière vroeg diverse collega’s om het doosje om te ruilen voor een gaaf exemplaar, maar niemand luisterde en degene die haar wel hoorde begreep haar niet en riep een bedrag, omdat ze dacht dat het artikel niet geprijsd was. 
Mijn dochter bood aan het doosje zelf om te ruilen, maar kwam na twee minuten met een huilerige uitdrukking op haar gezicht terug omdat het tuincentrum zo onmetelijk groot is en ze de kerstafdeling niet eens kon terugvinden, laat staan de plek waar die doosjes lagen. Uiteindelijk besloten de caissière en ik, tot teleurstelling van mijn dochter, het doosje maar van de lijst af te halen. Het bedrag dat de caissière vervolgens noemde was alsnog twee keer zo hoog als het maximum dat ik in mijn hoofd had.

Ik was moe, ik had honger en ’s avonds moesten mijn dochter en ik nog naar een extra ingelaste muziekles, dus we gingen snel naar de auto – maar nee, de wet van Murphy was nog steeds van kracht. Bij het enige afritje naar de parkeerplaats (met een kar vol breekbare spullen stuiter je liever geen stoeprand af) stond een bus vol bejaarden in rolstoelen, die op een bij hun leeftijd passend tempo uitgeladen werden. 

Onderweg begon het te sneeuwen, waardoor het een kwartier langer duurde om thuis te komen. Half zes was het inmiddels, en ik moest nog koken, en om zeven uur moesten we in een naburige stad zijn, waar wist ik niet eens, want ik was de brief waarop het adres genoteerd was, kwijtgeraakt. Om preciezer te zijn: ik was de hele tas met mijn dochters muziekspullen kwijt. 

Uiteindelijk vonden we die, en toen bleek dat we daar niet om zeven uur, maar al om kwart voor zeven moesten zijn. En het zou minstens een half uur, misschien wel drie kwartier rijden zijn. Van koken kon dus geen sprake meer zijn dus snel een blikje tonijn vermengd met wat mayo, kappers en gedroogde tomaten, dit op broodjes gesmeerd om nog een beetje het idee van een maaltijd te hebben en om zes uur als de wiedeweerga in de auto gestapt. 

Navigatie aangesloten. Aangezet. “Software niet aanwezig”. Uiteraard. Dat doet hij alleen als je haast hebt. Uitzetten, weer aanzetten. Nu deed hij het. Ik was intussen zo ver dat ik alleen in blaffende, afgemeten bewoordingen kon praten, dit ter illustratie. Brief erbij gepakt, adres ingetikt. 

Hij kende het adres niet. 

Ik voelde een gloeiende bal lava in mijn borststreek omhoog komen en wilde gillen, maar hield me in. Er was een kind bij. De navigatie kende het “plein” niet, maar wel de “weg” met dezelfde naam. Op hoop van zegen dat plein en weg in elkaars directe nabijheid zouden liggen, maar voor de “weg” gekozen.

De navigatie stuurde ons via de snelweg. Ik wist een binnendoorweg naar die stad, die korter is. Dat denk ik althans, omdat mijn man altijd die binnendoorweg neemt, en mijn man is iemand die nog een weiland schuin over zou steken als hem dat honderd meter zou schelen. Een half uur lang heb ik dus “Draai waar het kan. Keer om.” moeten aanhoren. Gevolgd door “Nieuwe routeberekening. Na honderd meter: neem eerste links en keer om.”

Zoiets gaat akelig op je zenuwen werken. Ondertussen gleed de tijd voorbij en begon ik me bezorgd af te vragen of drie kwartier niet een beetje aan de korte kant was ingeschat. Ook gaf het ding aan dat de totale afstand veertig kilometer was. Véértig kilometer? Voor een uurtje muziekles? Ik begon langzamerhand nattigheid te voelen, zeker toen de navigatie me, bij de betreffende stad aangekomen, via allerlei omwegen die ik niet kende, naar een nogal onbewoond deel stuurde waar de schaarse boerderijen bij daglicht vast heel pittoresk langs dat bochtige weggetje liggen, maar waar je ’s avonds om half zeven als het sneeuwt en je de weg niet kent met verkrampte handen aan het stuur zit. Dat er nog een wegomlegging op ons pad kwam met een groot geel bord “volg G” lag geheel in de lijn der Murphy-verwachtingen. En de navigatie maar roepen dat ik verkeerd reed en om moest keren. 

Het werd kwart voor zeven en ik had het vermoeden dat waar die muziekschool zich ook bevond, het vast niet in de outskirts van die stad, tussen de boerderijen, was. Maar goed, de logica van een navigatiesysteem is niet altijd te volgen en wie weet stuurde het ding ons buiten de drukte van de stad om naar de plek waar we moesten zijn. Of zoiets. 

Eenmaal op de plaats van bestemming aangekomen bleek dit een onverlichte weg te zijn waar in de verste verte geen huizen meer te zien waren. Ik kon op dat moment veilig concluderen dat het “plein” en de “weg” niet in elkaars directe nabijheid lagen. Ik besloot de weg maar gewoon te vervolgen, omdat mijn postduivengevoel me zei dat de stad ergens vóór ons moest liggen. Dat bleek gelukkig zo te zijn. Nooit eerder was ik zo blij bij het zien van een rij lantaarnpalen. De blijdschap duurde niet lang, want hoewel ik vaak in deze stad ben geweest was dit een deel dat me compleet vreemd voorkwam. Ik ken er prima de weg van mijn huis naar de parkeergarage in het centrum, maar verder ken ik daar heg nog steg en dat brak me nu op. Soms zag ik iets dat bekend leek, maar er stond veel nieuwbouw en daardoor raakte ik compleet gedesoriënteerd. Het enige waar ik op kon hopen, was een stadskaart langs de kant van de weg zodat ik eens kon kijken waar ik nou werkelijk heen moest. Toen ik die eindelijk vond en in de bijtende kou, met sneeuw rond mijn kop jagend, het betreffende plein opzocht, bleek de plek van bestemming midden in het centrum te liggen. 

Eenmaal daar aangekomen wist ik ineens weer waarom ik elf jaar geleden uit de Randstad ben weggegaan. Drukte, auto-onvriendelijk en geen parkeerplaatsen. Vraag me niet waarom het op een willekeurige ijskoude maandagavond zo ontzettend druk was daar, maar het kwam erop neer dat er een beperkt aantal parkeerplaatsen was die allemaal bezet waren, dat er ineens geen straatnaambordjes meer waren zodat ik wist dat ik vlakbij was, maar nog steeds niet precies wist waar ik nou moest zijn, dat er straten eindigden in een rij paaltjes zodat je moest omkeren om eruit te komen en dat er een voetgangersgebied was waar ik met de auto niet kon komen. Na enkele minuten vergeefs naar een parkeerplek zoeken, leerde een simpele rekensom me dat als we nu nog een parkeerplek moesten zoeken en van daaruit nog naar de plek van bestemming lopen (inclusief zoeken waar we nou precies moesten zijn), we ongeveer vijf minuten voor het eind van de les aanwezig zouden zijn. 

Ik heb toen maar mijn telefoon gepakt en de muziekjuf gebeld, waarop ik bovenstaand relaas in enkele korte zinnen uit de doeken deed en vervolgens rechtsomkeert heb gemaakt.
Een uur en drie kwartier nadat we vertrokken waren, waren we weer thuis. Onverrichter zake, maar wel een illusie armer. Met een warme kop thee kwamen we weer enigszins tot onszelf.

De volgende morgen – vandaag dus – leek normaal te beginnen. Op tijd wakker geworden, opstaan en aankleden van een leien dakje. Eenmaal in de keuken kwam ik tot de ontdekking dat de Brinta op was. Geen probleem, we hebben tegenwoordig een grote kelder waar zich een soort dependance van de supermarkt bevindt, en ik, overtuigd dat de pech van de vorige avond zich niet zou uitstrekken tot de volgende dag, liep in al mijn onschuld naar beneden om een nieuw pak te halen. 

Op.

Ik zei een lelijk woord. Iemand had het laatste pak gebruikt en had vervolgens de in dit huis geldende regel dat wie het laatste artikel pakt, het even op het boodschappenlijstje moet schrijven, aan zijn laars gelapt. 

Omdat mijn dochter vaak problemen met haar suikerspiegel heeft moet ze stevig ontbijten. Een bruine boterham is geen probleem, voor een keertje, maar net nu hadden we alleen maar wit brood in huis. Omdat de klok gewoon doortikte en we intussen al weg moesten, heb ik maar een boterham gesmeerd en een thermosbeker melk ingeschonken, die ze onderweg in de auto dan maar moest nuttigen. 

Ik had de auto de vorige avond onder de carport gezet. Zo handig als het sneeuwt of vriest. Hoef je niet meer te krabben, kun je zo wegrijden. Behalve als, Murphy indachtig, de wind uit het noordoosten blaast, precies je oprit op, onder je carport door. Het leek sneeuw, wat er op de voorruit lag. Ik zette de ruitenwissers aan. Het bleek ijs. Na het schoonkrabben van de ruit leerde een blik op het klokje me dat we nooit meer op tijd op school zouden zijn. 

Omdat we vanwege het weer niet de enigen waren die voor de mechanische koets als vervoermiddel hadden gekozen, kwamen we een paar kilometer voor school in een heuse file terecht. En we waren al te laat voor school. Nu heb ik in die omgeving jarenlang gewoond dus ik kende een binnendoorweg. Helaas schoot er op de valreep een auto, die geen voorrang had, vlak voor mij de weg op, en dit bleek iemand te zijn die ofwel met zomerbanden reed en gladheid vreesde, ofwel in de veronderstelling was dat hij in een dertigkilometerzone reed. Een stel fietsende middelbare scholieren die hardnekkig naast elkaar bleven rijden op de autoweg, durfde hij niet in te halen. Verderop op de rondweg zag ik de file aan mij voorbij sukkelen. 

Vlak bij school, zeg, zo’n honderd meter voor we er waren, ontdekte mijn dochter dat ze haar melk vergeten was. Omdat ze toch al zo’n karig ontbijt achter haar kiezen had, maande ik haar de melk snel op te drinken. Maar de thermosbeker had de melk koud gehouden. Zo koud dat ze het niet achter elkaar op kon drinken. Ik zei: je had onderweg zelf aan je melk moeten denken. jij gaat niet naar school voor je je melk op hebt. Ik parkeerde de auto en wachtte tot ze haar melk op had. Ik wachtte, en wachtte, en eindelijk had ze het op. Tien minuten te laat ging ze haar klas binnen.

Tevreden met de redelijk goede afloop van dit avontuur ging ik hierna naar de supermarkt om Brinta te kopen. Dat was het enige voordeel van de vertraging: de winkel gaat om half 9 open, normaliter als ik daar wat ga kopen nadat ik mijn dochter bij school heb afgezet, moet ik wachten tot de winkel opengaat. Nu kon ik zo doorlopen. Brinta gepakt en naar de kassa. Er stonden twee mensen voor me. Eentje met een blikje, eentje met twee blikjes. En een kassier die zorgelijk keek. Op knopjes drukte. Sleuteltjes heen en weer raakte. Aan zijn geldlade rukte. Nog zorgelijker keek toen hij achter mij meer klanten zag aansluiten. 

Hij mompelde iets, liep weg, haalde de cheffin erbij. Die herhaalde alles wat hij ook al had gedaan, en besloot de computer van de kassa te resetten. Er kwamen diverse sleutels aan te pas eer de juiste was gevonden en daarna ging er een luik open, er werd op een knop gedrukt en op het scherm bij de kassa begon allerlei data voorbij te razen – maar geen opstartprogramma.

Er werd een derde persoon bij gehaald, er werd een telefoontje gepleegd, en eindelijk, nadat ik zo'n tien minuten gewacht had, werd er besloten een andere kassa te openen. Daar was niets aan de hand. Iedereen rekende zonder morren af, mijn pinpas deed het gewoon, mijn auto was niet weggerold omdat ik hem niet op de handrem had gezet en startte meteen, het voelde als een klein wondertje dat alles gewoon deed wat het moest doen. 

Om half tien was ik thuis, kon ik de luiken opendoen, de kachels aanzetten en de poezen eten geven, en daarna kon ik eindelijk zelf ontbijten. Mijn dag kon beginnen.

dinsdag 13 november 2012

Poezenpaniek


Gisteren zijn de poesjes allebei weggelopen. Mijn dochter had de deur naar de tuin niet goed dichtgedaan – indirect te wijten aan mijn man die de sleutel eruit had genomen en in de schuur had laten steken, waardoor het automatisme om de tuindeur op slot te draaien niet uitgevoerd kon worden. 
Ze waren kennelijk al een tijdje weg en omdat ik met mijn (eindelijk gevonden) koptelefoon op in mijn kantoor zat, had ik ook niets gemerkt. Paniek alom, mijn dochter in alle staten (ongeveer zoals ik wanneer ik haar in een menigte kwijtraak, ze weet nu hoe ik me dan voel en waarom ze altijd een handje moet geven), alle drie naar buiten, zij hard huilend, Poedie en Pluis roepend, visioenen over een voorgoed leeg huis en aangereden poezen negerend, bleek dat ze nog helemaal niet ver waren; Pluis liep op het geheime paadje voor de conifeerhaag en Poedie was de haag onderdoor gestoken en liep op het grasveld. 
Met zijn drieën als bij een ouderwetse drijfjacht de katten tuinwaarts gedreven, Poedie bleef ineens heel stil zitten, gaf zich gewonnen en liet zich oppakken; Pluis liep, eenmaal terug op bekend terrein, doodgemoedereerd naar de tuindeur om daar te gaan staan wachten tot hij opengedaan werd. 
Hun straf bestond uit het tegen hun zin incasseren van talloze bijna-verstikkende knuffels van mijn dochter, gepaard met haar hartverscheurende en voor kattenoren waarschijnlijk oorverdovende gehuil van opluchting en loskomende angst. 
Hierna hebben ze de rest van de dag geslapen, geslapen en nog eens geslapen. Kennelijk was het toch nogal een avontuur voor ons harige duo. Van de weeromstuit loopt Pluis sinds vanmorgen al te miauwen om herhaling. 
Nee, is mijn steevaste antwoord. Pas in het voorjaar, als ze echt totaal helemaal 100 procent gewend zijn aan dit huis, sta ik hen toe los en zonder toezicht naar buiten te gaan. 

Links: Poedie, rechts: Pluis

zondag 16 september 2012

De onhandige klusser

Sinds begin van deze maand - een paar dagen na mijn boekpresentatie eigenlijk, want soms lijkt je leven stil te staan en soms, zoals nu, zit je in een stroomversnelling en komt alles tegelijk - zijn wij de trotse eigenaren van een woning in Duitsland.

Omdat begin volgende maand iemand staat te trappelen om ons oude huis te betrekken, zijn we nu razend druk ons "alles grijs en beige en zijdebehang en vloerbedekking"-huis te transformeren naar iets hedendaags dat beter past bij onze stijl en leeftijd.

Omdat wij wel bezwaar hebben tegen verbouwen maar niet tegen klussen, zijn we erg blij dat de man die hier zijn hele leven gewoond heeft, timmerman was en daardoor niet alleen bijzonder handig met hout, maar met bouwen en klussen in het algemeen. Ja, alles was dus beige en grijs, maar in uitstekende staat, en dat was destijds voor ons een belangrijke reden om dit huis tot de potentiële kanshebbers te rekenen.
We hebben huizen gezien waar eerst een half jaar aan geklust moest worden voor het überhaupt bewoonbaar was, en die vielen voor ons steevast af. Niet alleen de kosten, maar het werk. Ik ken mezelf, en weet dat ik na twee enorme verbouwingen die ik als kind mee heb gemaakt, voorgoed genezen ben van grootschalige projecten.

Als kind woonde ik met mijn ouders in de bovenste helft van een oud pand, dat mijn vader in zijn geheel kocht toen de benedenburen naar elders vertrokken. Om van twee woningen één te maken moest er nogal wat gebeuren, om het maar even eufemistisch uit te drukken. Tel daarbij op dat mijn vader meteen maar CV aanlegde en een compleet nieuwe elektrische installatie inclusief bedrading, en je hebt een indruk van de omvang van het project.
Een paar jaar later nog maar diende zich de kans aan mijn vaders ouderlijk huis te betrekken. Mijn grootouders hadden daar ruim veertig jaar gewoond en eigenlijk was er sinds die tijd nooit iets aan het huis gemoderniseerd. Dat betekende dat het stikte van de originele elementen waar tegenwoordig bij antiekboeren en handelaren in oude bouwmaterialen grof geld voor wordt neergeteld, maar het betekende ook dat mijn vader van voor af aan kon beginnen met het vernieuwen van de totale elektrische installatie, CV aanleggen enzovoorts.

Pas toen ik zeventien of zo was, was het huis echt klaar en zo had ik in wezen bijna tien jaar lang in half-affe huizen gewoond waarin nog van alles moest gebeuren.
Voorgoed genezen, zoals ik al zei.

We kunnen ons er nu van af maken met verven, behangen, sauzen en vloeren leggen, en dat moet, voor zover de planning er nu voor staat, wel voor het eind van de maand te realiseren zijn.

Alleen, waar mijn man doelmatig te werk gaat, bak ik er een potje van. Ik ben een zogenaamde onhandige klusser. Ik werk keurig volgens een planning, de resultaten van mijn werk zien er netjes uit, alleen... ik maak er steevast een zooitje van.

Als ik schilder, zit de verf tot aan mijn ellebogen, als ik saus ga ik met mijn voeten in de bak voor de roller staan en struikel vervolgens achteruit over het krukje dat ernaast staat.
Ik ben nu een kozijn aan het schilderen, en dat doe ik werkelijk heel netjes - eerst met de kwast, daarna met de fluweelroller erover, zodat er geen strepen en zakkers te zien zijn - en vervolgens blijkt dan dat ik de ramen en de vensterbank heb meegeverfd. Ondanks de afplaktape. Want mijn roller komt altijd precies dáár waar geen tape zat. 
En ja, ik draag een overall en handschoenen, en nóg zit ik aan het eind van de dag onder de verf. Ook op plaatsen waar ik bedekt ben tijdens het werken. 

Dus toen ik vanmiddag een schroevendraaier nodig had die drie meter van mij vandaan in een kamer lag waar de vloer er al in ligt, ben ik maar even naar beneden gelopen om te vragen of iemand die schroevendraaier voor mij wilde pakken. Want ik zag het al gebeuren: met verf aan mijn voeten over het nieuwe laminaat lopen.
Op de trap zit ook al om de tree een witte vlek, dat gebeurt me hopelijk geen tweede keer.

Al met al doe ik mijn werk dus netjes, al ben ik twee keer zo veel tijd kwijt aan het herstellen van de schade die mijn onhandige wijze van werken veroorzaakt. In de tijd dat mijn man een muurtje verplaatst en dichtstuukt, weet ik met moeite één wand te sauzen.
Het voelt een beetje oneerlijk, net of hij veel meer doet dan ik, maar ach, ik moet maar zo denken: ik ben nou eenmaal een schrijver, gewend om te werken met mijn hoofd. Mijn lijf heeft gewoon te weinig ervaring, en daardoor zijn mijn bewegingen nogal onhandig. Dat klinkt toch hopelijk als een zeer overtuigende uitvlucht. :)





vrijdag 31 augustus 2012


Op zaterdag 1 september verschijnt bij uitgeverij Parelz de verhalenbundel Welkom in Parnassia van Helena Rentmeester. Het boek wordt voor het eerst gepresenteerd op Manuscripta (Westergasfabriek, Amsterdam) en Helena Rentmeester zal die dag aanwezig zijn om te signeren. Zij wordt live geïnterviewd om 14:30 uur op het podium in Gashouder 1.



Welkom in Parnassia
Helena Rentmeester is een meesterverteller. Schijnbaar moeiteloos zet ze in haar herkenbare rijke stijl, gelijkend op die van Carlos Ruiz Zafón, een sfeer neer waarbij de lezer zich direct zelf op verlaten overwoekerde stationnetjes of in statige vervallen villa’s waant. Tijd lijkt niet te bestaan of stil te hebben gestaan in haar verhalen.
Met dit boek ontsluit zij de toegang tot haar verbeeldingswereld. Centraal thema in de verhalen is de vergankelijkheid, of het nu van schoonheid, van roem of van het bestaan zelf is. De zeven verhalen zijn meestal realistisch, soms een tintje magisch of absurdistisch, maar altijd zo overtuigend dat je vanaf de eerste zin ‘in het verhaal bent’ en ademloos verder leest. Welkom in Parnassia van Helena Rentmeester telt 212 pagina's en kost 16,95 Euro. ISBN: 9789491074172 http://www.parelz.eu/?p=606

Helena Rentmeester
Helena Rentmeester debuteerde in 2006 met de roman Pont du Gard. Zij heeft een warme interesse in geschiedenis, natuur en het onverklaarbare: elementen die in haar boeken en verhalen steevast de achtergrond vormen waarin deze zich afspelen. Welkom in Parnassia is haar eerste literaire verhalenbundel.
Manuscripta
Manuscripta, de jaarlijkse opening van het boekenseizoen, vindt plaats op 1 en 2 september in de Westergasfabriek in Amsterdam. Op zaterdag zullen Helena Rentmeester en Lucas Zandberg om half 3 op het podium zitten (Gashouder 1) en worden ondervraagd door Carien Touwen over ‘vallen en opstaan’ in het schrijversleven. Dit is tevens het thema van Azra Magazine nummer 4. Aansluitend wordt de winnaar van de Azra Magazine schrijfwedstrijd bekendgemaakt en zal het volgende nummer, met daarin het winnende verhaal, verkrijgbaar zijn.
Helena Rentmeester signeert op zaterdag 1 september in de stand van uitgeverij Parelz en Azra Magazine. Signeertijden:
12:30-13:00 uur
15:00-16:00 uur (aansluitend op haar podiuminterview)
Meer informatie over Manuscripta: www.manuscripta.nl

vrijdag 17 augustus 2012

De luie tuinier

Vorige week kwam de mevrouw die ons huis heeft gekocht even bij ons op bezoek om alvast wat kleine dingetjes te regelen.
Terwijl we over van alles en nog wat keuvelden, kwam de tuin ter sprake. Ze is niet zo bedreven in tuinieren, bekende ze, en er staan allemaal van die mooie planten, wat moet ze daar nou toch mee aanvangen?
Nou staan er eerlijk gezegd niet zo heel gek veel mooie planten meer aangezien ik de dierbaarste exemplaren eruit gehaald heb om mee te nemen naar mijn volgende tuin. Sommige, die te groot zijn om in zijn geheel mee te nemen (de clematis bijvoorbeeld, die zich over de volledige tien meter schutting heeft uitgestrekt) heb ik gestekt, van weer andere heb ik zaden verzameld. Alles bij elkaar een aardig begin om mijn nieuwe tuin straks een zelfde aanzien te geven als de huidige: een tikje vol, een tikje rommelig en met romantische kleuren. Een cottagetuin, heet zoiets. Mensen die openlijk van mening zijn dat ik hoognodig wat energie in mijn tuin moet steken, snappen het principe van een cottagetuin niet. Die hóórt een tikje rommelig.


Enfin, ik had het daar dus over met de nieuwe bewoner en legde uit dat de tuin weliswaar vol staat, maar dat ik er toch nauwelijks werk aan heb.
Natuurlijk werd dat in eerste instantie niet geloofd. Toch is het zo. Meer dan wat overvloedig groeiende wingerd wegknippen of al te enthousiaste scheuten van de clematis doe ik eigenlijk niet. 

Schoffelen, ik kan me niet heugen wanneer ik het voor het laatst heb gedaan. Onkruid wieden: geen idee wat dat is. In mijn tuin is helemaal geen plek voor onkruid! Mijn Tuinklauw Goud staat al jaren werkloos in de schuur. De spa heb ik voor het laatst gebruikt toen we de vijver aanlegden, een jaar of vijf geleden. Hooguit knip ik soms eens iets weg in de hoop dat er later in de zomer nog een tweede bloei volgt. 

  Gaura
En wat er groeit en bloeit, sterft grotendeels in de winter af en komt in het voorjaar weer terug. Aan het eind van de herfst de afgestorven delen wegknippen, dat is zo'n beetje het grootste karwei gedurende het jaar.
Want terwijl ik zo met haar zat te praten, realiseerde ik me: ik ben een luie tuinier. Ik zit liever in mijn tuinstoel te genieten van al dat moois, dan dat ik me vermoei met allerhande tuingereedschap, zwart tot mijn ellebogen en met pijn in mijn rug van het bukken.


Flox

Toch is dat niet helemaal waar. De belangrijkste reden dat ik zo weinig écht zwaar fysiek werk in mijn tuin verricht, is dat er niets meer te doen valt. Op een gegeven moment, zo'n vijf, zes jaar nadat we hier waren komen wonen, waren de mogelijkheden om creatief met het postzegeltje tuin om te gaan, allemaal benut. 
Ik kon hooguit nog iets wat er al was, verplaatsen. Maar nóg meer perk aanleggen, nóg meer flagstones in het gazon, nóg een vijver aanleggen, of een heg, of een stuk terras weghalen ten behoeve van het groen: er is gewoon geen plek voor. 
De zin is er wel, maar de tuin is te klein. Mijn tuin was klaar en ik kon er mijn creativiteit niet meer in kwijt.


Hortensia (die niet mee gaat...)
 
In die zin ben ik de nieuwe buren ergens wel dankbaar; zij hebben onze al jaren sudderende, vage verhuisplannen in een stroomversnelling gebracht en over een week of twee, drie kan ik een tuin van serieus formaat tegemoet zien. 

Prikneus

Het zou zomaar kunnen dat deze luie tuinier dan plotseling een heel actieve tuinier wordt.


dinsdag 17 juli 2012

Recept

Benodigdheden:
  • 2 mooie knikkers
  • 2 kleine puntzakjes
  • 12 kleine kussentjes
  • 15 miljoen haren van 3 cm (kleur naar keuze)
  • 30 haren van 10 cm
  • 18 halfronde nagels
  • een stukje fluweel van 1 x 2 cm
  • kaas of worst voor de vulling
  • motortje

donderdag 5 juli 2012

Crackers

Ik kocht crackers bij de supermarkt.
Lekker met een plak kaas.
Maak ik het pak thuis open:






Hebben de vakkenvullers ermee lopen voetballen of zo?

Enfin. Volgende keer maar weer die crackers van Dr. Karg kopen. Die zijn onbreekbaar. Ik heb ooit scheepsbeschuit gegeten, mijn vader had ooit een blik ergens vandaan, vraag me niet waar. 
Crackers van Dr. Karg zijn nog harder dan scheepsbeschuit.



zondag 24 juni 2012

Papavers

Ik houd van papavers.
De tere blaadjes, de lange stengels, de manier waarop ze zachtjes wuiven in de wind en impressionistische schilders inspireren.
Claude Monet 

Onze oude buurman, die totaal niet van tuinieren hield en zowel zijn voor- als achtertuin met stenen had bedekt, had op een dag een prachtige rozerode papaver in zijn voortuin staan. Zomaar aan komen waaien en alleen maar tot bloei gekomen omdat de buurman niet aan onkruid wieden deed. Ik was zo gecharmeerd van deze prachtige papaver, dat ik op een avond, in het donker, de zaaddoos eraf heb geknipt.
Sindsdien bloeit deze enorme papaver in mijn achtertuin. Hij zaait zichzelf rijkelijk uit en ook de insecten zijn er blij mee.


Dit jaar ben ik niet zo "tuinerig" omdat we gaan verhuizen. Het enige waar ik druk mee ben, is het oppotten van planten die mee mogen. Ik heb een paar cementbakken bij de bouwmarkt gehaald, en daarin onder andere mijn rozen geplant. Het was schone aarde, maar kennelijk zaten er in de kluit van de rozen nog wat zaden en ja hoor, enorm grijsgroen blad: papavers.


Leuk, dacht ik, want hoe meer zaaddozen, hoe meer vreugd.
Vorige week ging, wat verlaat ten opzichte van vorige jaren, de eerste bloem eindelijk open. Hij was wat donker van kleur, maar ik dacht: die moet zijn bloemblaadjes nog strekken, dan wordt hij vanzelf lichter.
Dat gebeurde niet. En toen ik goed keek zag ik waarom: dit was niet de gerafelde roze. Dit was een heel ander soort!

Qua kleur pasten ze prachtig bij elkaar, zeker in combinatie met de rozen die rond dezelfde tijd in bloei waren gekomen. Ik was blij met dit onverwachte cadeautje en besloot ook van deze mooierd zaad te oogsten voor in mijn toekomstige tuin. 
Door om de steel van de gerafelde een plakbandje te doen, kon ik de zaaddozen uit elkaar houden.

Maar het papaververhaal is nog niet uit!

Onderweg naar school zag ik op een braakliggend veldje een paar donkerpaarse papavers bloeien, tegen zwart aan. De volgende avond met snoeischaar en plastic zakje op pad gegaan om zaaddozen te oogsten. Opium, dat ook uit papaverzaaddozen wordt gewonnen, is erg verslavend, maar het verzamelen van de zaaddozen om het zaad is bijna net zo verslavend.

Mijn teleurstelling was groot toen bleek dat ik niet de eerste was. Kale stengels zonder bloem of doos wezen naar de hemel. Gelukkig ontdekte ik dieper tussen het onkruid nog een paar over het hoofd geziene zaaddozen en deze nam ik, gelukkig als een jager met zijn trofee, mee naar huis.

Onderweg naar huis wandelde ik langs de andere kant van het braakliggende veldje. Er lagen grote bergen zand, bedoeld voor een of ander toekomstig bouwproject, en aan de achterkant van een van die bergen, aan het zicht onttrokken voor iedereen die niet dezelfde route nam als ik, stonden papavers....
Mijn mond viel ervan open.

Enorme, volle, dubbele papavers!


Hoe komt zoiets moois aan de achterkant van een heuveltje terecht? Bij toeval? Hadden die zaden, zoals bij papavers niet ongebruikelijk is, jaren in het zand liggen slapen en waren ze ontwaakt nadat de graafmachine ze op die berg gedeponeerd had?
Een klein rondje om de zandberg heen maakte de verbazing alleen nog maar groter. Er stonden zo veel heem- en andere heksenplanten, dat het wel leek of een of ander kruidenvrouwtje er op die plek stiekem een tuintje op nahield. 

De papavers waren echter ongeschonden, nog nooit door mensenogen aanschouwd misschien, en alle zaaddozen zaten er nog aan. 
Ik heb er zo veel mogelijk geoogst, want wie wil er nu niet zulke prachtige bloemen in zijn tuin?

Het verhaal krijgt een mooi einde.
Mijn dochter vond gisteren een ontwortelde papaver... wit met paars in de bloembladen. Mét een zaaddoos. Ze nam hem mee naar huis, voor mama. Wat geweldig hè. 
Nu maar hopen dat al deze mooie bloemen aanslaan in onze nieuwe tuin!


zondag 10 juni 2012

Buitendagje


 
Ik had niets van het weerbericht meegekregen en daarom was de blauwe lucht vanmorgen een fijne verrassing. Ik stond vroeg op, kleedde me aan en begaf me naar de tuin. Wat was het al warm! Ik kon me niet herinneren dat er door de weermannen en –vrouwen afgelopen week naar zulk weer was gehint , dus ik genoot met extra volle teugen, in de veronderstelling dat het met een uurtje of twee (hooguit) weer naar binnen vluchten zou zijn.

Niets was minder waar. Het bleef heerlijk. Oké, er kwamen wat vriendelijke zomerwolkjes opzetten, maar die waren dermate in de minderheid dat ze deze onverwacht mooie dag niet konden bederven.

Miniboeketje uit eigen tuin

Ik had onlangs een stapel tuinboeken bij de bieb gehaald, o.a. De Cottagetuin van Toby Musgrove, Een Tuin voor de Hele Familie van Bunny Guinness en Natuurrijke Tuinen van Jean Vanhoof, en ik besloot eens niet alleen van de prachtige foto’s te genieten, maar echt te lézen. Zo had ik na een paar uur een paar bladzijden vol geschreven met plantennamen die ik in mijn toekomstige tuin zou willen hebben, met tuintips, wetenswaardigheden en nuttige internetadressen.

Ik zat ongegeneerd te genieten. De buren niet thuis, de tuin bijna op zijn mooist, en een tiental mussen die zoals elke dag trouw op hun aar gierst wachtten.
Terwijl ik zo in het zonnetje zat, ontdekte ik ook de minder leuke kanten van een tuin vol dieren. Ik weet dat het Poedie was, en niet Pluis, want Pluis is kortgeleden gesteriliseerd en mocht niet buiten komen. Naast het terras, nota bene boven op het graf van onze oude poes, lagen de restanten van een mus. Twee pootjes, wat veertjes en een halve vleugel. 
Ik aarzelde, moest ik dit laten liggen? Mijn dochter vindt zulke dingen óf razend interessant, óf zo zielig dat ze ervan moest huilen. Ik besloot het te laten liggen, de juiste gok. Ze vond het geweldig interessant.

De restanten van een musje

Pluis mocht vandaag van mij eventjes de tuin in. Van de dierenarts nog niet, maar ik denk dat “niet naar buiten” vooral geldt voor katten die dagenlang door de buurt zwerven. Niet voor katten die keurig in achtertuintjes van vijf bij tien blijven. Pluis mocht van ons alleen op de stenen en niet tussen de planten, in verband met infectiegevaar, maar ja, zie een kat maar eens tegen te houden.
Mijn dochter kwam met een lumineus idee: Er zou een hekje moeten staan. Wat een idee! We hebben een buitenren voor de konijnen, bestaande uit zes losse hekjes die tot een hexagoon kunnen worden gebouwd. Je kunt ze natuurlijk ook in de lengte langs het terras zetten. En dat deden wij. Pluis blij (want buiten), wij blij (want rustig kunnen lezen en niet voortdurend hoeven opletten waar de poes is), zelfs de vogels blij, want die hadden al snel door dat de poezen niet voorbij dat hekje kwamen.

De vogeltjes achter het hek

Nou ja, Poedie wel, die is slank en sportief, en sprong als een serval zo lenig over het hekje. Prachtig om te zien, het leek wel een vertraagde opname en op het hoogste punt leek ze even stil te staan in de lucht. De vogels waren al weg voor ze de grond weer raakte. Eenmalig dus en niet opnieuw geprobeerd.
Pluis is minder lenig, veel zwaarder, net geopereerd en bovendien een beetje dommig. In volle vaart rende ze tegen het hekje aan, en tien mussen, een heggenmus en een koolmees vlogen geïrriteerd op, om even later weer neer te strijken en verder te eten. Pluis zat nog een beetje beduusd en niet-begrijpend te kijken waarom het niet gelukt was. 

 Pluis loert op een mus

In de tuinboeken die ik vandaag las, kwam ik ideeën en tips van tuinarchitecten tegen die ik zonder erg al in mijn eigen tuin heb uitgevoerd. Zoiets geeft de burger moed. Ik heb bijvoorbeeld geen rechte zichtlijn naar achteren, hoe klein mijn tuintje ook is. Het pad dat na het terras begint splitst zich richting schuur en richting poort, en maakt een knik om de border heen. Hierdoor is het zicht vanuit het huis heel anders dan vanaf het bankje dat ik achterin heb staan. De phloxen en de hoge dropplant belemmeren het zicht, en daarachter heb ik nog wat lagere bloeiers staan, die je vanuit het huis niet kunt zien en vanaf het bankje wel. 


Phlox en dropplant

Ik heb dit jaar niet veel aan mijn tuin gedaan. Waar ik vooral druk mee ben geweest, is het uitgraven van planten die ik mee wil nemen. Mijn rozen, bijvoorbeeld. De varen die uit de tuin van mijn ouders komt. Mijn dicentra, mijn paarse oregano, mijn epimedium, vrouwenmantel, een paar hortensia’s… te veel om op te noemen. De lege plekken heb ik opgevuld met gemengd bloemenzaad, dat inmiddels al begint te bloeien.
En verder heb ik diverse potten en hangmanden met zomerbloeiers; geraniums, vlijtige liezen, lobelia enzovoorts, het standaardgenre voor de zomer eigenlijk. Ik moet alleen nog petunia’s, ik vind die kleine Million Bells altijd zo leuk. 

’s Middags zo rond een uur of vier zag mijn man in een blad een foto van een appeltaartje, en we hadden nog een heleboel oude appeltjes liggen. Een goede drie kwartier later stond er een taartje in de oven, waarvan we na het eten als toetje een punt namen.
Omdat mijn dochter een allergie heeft en heel veel ingrediënten niet kan verdragen, maak ik veel zelf en zelden iets uit een pakje. Dat lijkt bewerkelijk, maar is het in de praktijk helemaal niet. Ik bedoel, wie heeft er nu standaard een pak Dr. Oetker Appeltaartmix in zijn kast staan? Een zak bloem echter en suiker en kaneel heeft iedereen wel in huis, en een appeltaartje is niet veel meer dan dat. Ik vind het wel wat hebben, om zomaar de keuken in te kunnen duiken en te kunnen maken wat er in je opkomt.

Sorry geen foto van het appeltaartje gemaakt, dus maar een foto van een kaas-ham ciabatta die ik onlangs bakte.

Enfin, na dat stuk appeltaart besloot ik dat een beetje beweging geen kwaad kon, en toen ik in een van de tuinboeken las dat je buxus ook ’s avonds kunt snoeien, als de zon weg is (zulk soort dingen kom ik nou nooit zelf op, ik ga altijd op een bewolkte dag zitten wachten), besloot ik dat dat een mooi karweitje was voor de broodnodige beweging. Ik heb een echte ouderwetsche snoeischaar op menskracht. Goed voor de armspieren. 

Na nog een verdiende kop thee nu toch maar naar binnen gegaan, het is nog steeds helder, maar de lucht is fris en het koelt snel af. 

En de rest van de appeltaart? Die neemt mijn man morgen mee naar zijn werk. Hij heeft ooit lopen opscheppen dat zijn vrouw zulke lekkere appeltaarten kan bakken, en daar wilden zijn collega’s wel graag het bewijs van proeven. Hijzelf vond dat hij het voor de grap had gezegd, maar zijn collega’s bleven aandringen. Die belofte kan morgen dan eindelijk ingelost worden. Ikzelf was er althans bijzonder tevreden over!